M.e.r.-beoordeling bij ruimtelijke procedures

Ruimte

Mei 2024
Bij ruimtelijke procedures die grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu is het verplicht om een procedure voor een milieueffectrapportage (m.e.r-procedure) te doorlopen. Hoe is het geregeld onder de Omgevingswet en wat zijn aandachtspunten bij een m.e.r.-beoordeling? Je leest het in dit artikel.

De m.e.r.-beoordeling

Op basis van de Omgevingswet is het voor projecten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu verplicht om een procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.-procedure) te doorlopen. Dit kan bij alle ruimtelijke procedures aan bod komen, te weten een procedure aanvraag Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), TAM-IMRO-procedure of bij een wijziging van het omgevingsplan. Er is sprake van een m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht, wanneer het te realiseren project wordt genoemd in kolom 1 in Bijlage V van het Omgevingsbesluit.

Met de Omgevingswet zijn de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. samengevoegd in bijlage V van het Omgevingsbesluit en hierin zijn de plandrempels in categorie J11 verdwenen. Het mer-beoordelingsbesluit kan worden toegelicht en gemotiveerd worden in het besluit over het omgevingsplan, de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit of een ander wettelijk besluit dat van toepassing is. Er is geen apart mer-beoordelingsbesluit meer nodig.

Voor ieder project waarbij een m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet allereerst door de initiatiefnemer een mededeling worden gedaan. Vervolgens dient het bevoegde gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen, en neemt die beoordeling op in de te verlenen omgevingsvergunning. In een m.e.r.-beoordeling toetst het bevoegd gezag of er bij het project aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Hierbij is het mogelijk dat aanzienlijke milieueffecten niet uitgesloten zijn. Dan volgt een m.e.r. en moet een milieueffectrapportage (MER) worden gemaakt.

De m.e.r-beoordeling geeft de milieugevolgen aan, die kunnen ontstaan als gevolg van de voorgenomen activiteiten. Hierbij moet aandacht worden besteed aan alle criteria, die zijn opgenomen in Europese richtlijn 2011/92/EU (Bijlage III). Door te toetsen aan de criteria wordt er voldaan aan de vereiste vorm van informatieverstrekking, zoals opgenomen in de richtlijn (Bijlage IIA). Het betreft de volgende criteria.

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

 

 

M.e.r.-beoordelingsnotitie

Een m.e.r.-beoordeling vergt ook bij ruimtelijke procedures een zorgvuldige aanpak. Dit blijkt onder andere uit een uitspraak van De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:493. In de voorgenoemde uitspraak is door de Afdeling geoordeeld over de m.e.r.-beoordeling zoals die is aangehouden in het wijzigingsplan “Natuurgoed Ziedewij” van de gemeente Barendrecht. In dit wijzigingsplan was de m.e.r.-beoordeling uitgevoerd door in de plantoelichting te verwijzen naar de voor het wijzigingsplan uitgevoerde onderzoeken. Op basis hiervan is geconcludeerd dat er geen MER nodig was. Uit het oordeel van de Afdeling blijkt echter dat de m.e.r.-beoordeling onvoldoende is uitgevoerd doordat er onvoldoende is ingegaan op onder andere cumulatie met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten. De uitspraak van de Afdeling laat zien dat een veelvoorkomende ‘eenvoudige’ m.e.r.-beoordeling in een plantoelichting ertoe kan leiden dat alle relevante criteria onvoldoende zorgvuldig beoordeeld worden.

Onderdelen m.e.r-beoordeling

In de m.e.r.-beoordeling moet aandacht worden besteed aan de wettelijke criteria zoals hiervoor genoemd. SPA WNP ingenieurs ervaart dat er in de praktijk vanuit bevoegde gezagen verschillend wordt geadviseerd over de inhoud van de m.e.r.-beoordeling bij ruimtelijke procedures. Zo wordt er naast de criteria ook gevraagd om een beoordeling van de bodemkwaliteit en de invloed van externe milieubelastende activiteiten op het project (anders dan cumulatie met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten). SPA WNP ingenieurs is van oordeel dat deze onderdelen geen relevantie hebben met de m.e.r.-beoordeling. Dit blijkt onder meer uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3018. In deze zaak oordeelt de Afdeling dat voor het desbetreffende woningbouwplan alleen ingegaan hoeft te worden op de gevolgen van een activiteit voor het milieu. Er hoeft niet te worden ingegaan op milieugevolgen van buiten het plangebied op de nieuwe woningen en mogelijke aanwezige bodemverontreiniging.

Onze aanpak

De uitspraken van de Afdeling laten zien dat een m.e.r.-beoordeling een zorgvuldige aanpak vereist. Door in beginsel uit te gaan van een separate m.e.r-beoordelingsnotie kiest SPA WNP ingenieurs voor een volwaardige rol en zorgvuldige aanpak van de m.e.r.-beoordeling in het proces van een ruimtelijke procedure.

Wilt u
meer weten?

Onze collega’s helpen u
graag verder.

Mike de Witte

Medior adviseur